Ivoorkust: 'We ask 100 dollar for “administration” (wenk wenk)’

18 januari 2020 - Matapica, Suriname

Zucht. Alles nat. Kletsnat. Mijn voeten waren verrimpeld door mijn wakke, vochtige slaapzak. Schuldige? Een bad ass regenstorm die ’s nachts langzaam over de Liberiaanse heuvels trok en zijn volledig inhoud op het dorp Toe Town dropte. Met mijn ogen halfopgezogen door de joekels van wallen pakte ik mijn natte kleren en tent in. Nog 8 kilometer hevige modderstroken en dan bolde ik Ivoorkust binnen. Daar liggen de wegen zeker beter, dat zei elke Liberiaan met een jaloerse ondertoon.

Opnieuw zou het een ouderwetse dag tjolen worden. Eén onnozele platte band en mijn twee linkerhanden kostten mij 4 uur van de dierbare fietstijd. Ik kreeg het gat maar niet gestopt. Daar zit je dan in de gietende regen in de prachtnatuur met je derrière in de Liberiaanse modder met je hoofd tussen de schouders en niet meer weten van welk hout pijlen maken. Totdat mijn redder, Prinks, met zijn moto voorbij kwam.

Een knappe, jonge deerne als lifter achterop zijn moto. Hijzelf had zijn machete mes mee om omgevallen boompjes die op de elektriciteitskabels zijn gevallen weg te hakken. Toch stopte hij om mij te helpen. Zijn lift kreeg het op haar heupen en op haar hakken en maatpakje (wat een paradox in deze omgeving!) ging ze door de modder. Koppig zei hij dat ze maar haar plan moet trekken en bleef hij kijken naar mijn band. Wonderwel herstelde hij de binnenband en kon ik verder trekken richting de grensovergang. De tranen sprongen mij in de ogen, opnieuw die spontane vriendelijkheid van de Liberianen.

Enkel kleine dorpjes gepasseerd tot ik aan een groot gebouw kwam en een slagboom. Dit moet het zijn! Hu, er is hier niemand? 5 loketten en allemaal gesloten. Na 10 minuten wachten en rond me turen kwam er iemand aangelopen, de douanier. “Ahja, jij bent hier om het land te verlaten? Euhm, ja waar zijn mijn sleutels..”

Toen riep de vriendelijke man voor het hele dorp “Ey, Martha, do you have the keys? The one of customs” Martha! Martha! Eeey Marthaaa!” Grmbl grmbl. Foeterend wandelde hij het dorp in, op zoek naar de sleutels van de grenspost. Na een halfuur had ik een stempel extra in mijn boekje en reed ik de stekelige heuvels binnen van Ivoorkust.

De wegen begonnen er al beter bij te liggen maar omdat ik geen derailleur meer had en dus op 1 steek reed, begon het zich te wreken. Op elke heuvel was het zigzaggen en puffen (soms roepen) om erop te geraken. Elke afdaling de rug rechten en de schade vast stellen. Op één klim was het te veel en op de top stopte ik en zuchtte mijn longen volledig leeg.

Enkele dorpelingen kwamen rond me staan in een cirkeltje en lapten mij mentaal even op. Ze gaven me water, enkele schouderklopjes en stelden me gerust dat de wegen minder steil gaan worden als ik dichter bij de hoofdstad (nog 250 km) ga komen. Die mensen hebben minder dan mij en toch bekommeren ze zich over een blanke kerel met luxeprobleempjes.

Uiteindelijk bereikte ik het stadje Toulépleu om mijn remmen voor de 4de keer te laten herstellen, de modder had opnieuw een slijtageslag nagelaten. Bij het eerste huis mocht ik mij tent plaatsen al werd ik eerst onderworpen aan een diepte-interview. Pater familias Jaby wilde zeker zijn welk vlees hij in zijn tuinhuis wil laten slapen. Eenmaal de achterdocht weg viel was de opvoeder van de lokale middelbare school de helpende hand. Hij ging mee om mee af te dingen om geld te wisselen, was mijn onderhandelingspartner voor de prijs van nieuwe remmen en regelde een prijsje bij enkele van zijn leerlingen om mijn fiets te kuisen. Een selfie met zijn gasten drukte de prijs enorm.

Ivoorkust


De volgende ochtend bedankte ik hem vanuit het diepste van het hart en ontpopte zich een kleine huilbui (van geluk) toen ik na 4 dagen van modderwegen eindelijk asfalt onder mijn wielen geschoven kreeg. De kleine dingen, de normale zaken gaven mij zo’n goed gevoel. Onderweg passeerde ik verschillende kerkjes en het was zondag dus uit elk gebedshuis klonk gezang, gedrum, geroep, getier en zag ik de Afrikaanse danspasjes passeren. Machtig om vanop je fiets dit te mogen overschouwen.

Ivoorkust


De volgende 500 Ivoriaanse kilometers zijn samen te vatten in 3 grote onderdelen. Fietspech, fysieke grenzen en corrupte militairen. Tot aan de hoofdstad Yamoussokro had ik het ene defect na het andere. Mijn ketting die om de haverklap versprong en geen enkele fietsenmaker een deftig antwoord kon vinden. Gelukkig had je hier wel echte fietsenmakers. Heel veel Ivorianen die met de fiets grote zakken houtskool, 30 kippenkooien of halve boomstronken vervoerden. Piestekieten hebben die mannen wel!

Ivoorkust


Op één steek rijden in combinatie met etappes van 150 kilometers zorgde ervoor dat ik de twee rustdagen in de economische hoofdstad Abidjan wel kon gebruiken. 300 kilometer op de pechstrook rijden van de autosnelweg was een speciale ervaring maar de snelste en beste manier om naar de kuststad te rijden. Verschillende keren waren de laatste 15 kilometer er te veel aan. De krampen kwamen tot achter mijn oren, ik moest meer aan het stuur sleuren maar mijn koppig kantje wou dat ik in dàt dorpje ging slapen. Mannen en hun bewijsdrang of een structuurissue? Ik laat aan u het oordeel over.

Ivoorkust


Vanaf Abidjan zat ik aan de kust en werd het vlakker en bijgevolg dus minder intens. Op één van de laatste lang oplopende stukken kwam ik in aanvaring met de eerste corrupte militair van het tweeluik dat me te wachten stond. Het was rond 14u ’s middags, het was bloedheet. De zon straalde al de energie uit mijn lijf en ik stoempte met mijn mond halfopen mezelf op dat heuveltje.

Ivoorkust

Langs de kant, onder de bomen, lang uiteen liggend op hun moto zaten 2 militairen. Ze maanden me aan om te stoppen. “ow, ow, arrêtez, arrêtez!” Plichtsbewust als ik ben liet ik mijn gloednieuwe schijfremmen hun werk doen. “Donnez de l’argent et vous pouvez continuer”. Smeergeld van de eerste soort en geen uitgevonden belasting of papiertje (het was dan ook geen controle maar 2 militairen in pauze).

Ik proestte het uit van het lachen en sprong prompt weer op de fiets. Na enkele kettingomwentelingen keek ik over mijn schouder en zag ik dat één militair op zijn moto klom om achter mij aan te komen. In een splitsecond reageerde ik furies maar de razernij verlamde het hersendeel van mijn Franse spreekkennis. Hierdoor zei ik: “Non, je plabi floemie ca jamais, la bas payer non. Ik bedoelde: Non je ne paye pas, rester là-bas.

Niet de taal maar mijn kolère zorgde ervoor dat de militair weer braafjes van zijn moto stapte. Ik keek weer voor me uit, half buiten adem en met wat wazige ogen. Unk? Heb ik dit nu net gedaan? Wauw, dit had volledig anders kunnen uitdraaien. Toch is het beter om je in zo’n situaties iets sterker op te stellen anders wordt er misbruik van je gemaakt. Maar misschien flirtte ik hier wel tegen de grens?

Helaas, die stoere houding verbrijzelde toen ik aan de grensovergang met Ghana toekwam. Eerst kneep een Ivoriaanse militair nog verschillende keren in mijn kuiten omdat hij maar niet kon geloven dat ik dit allemaal met de fiets deed (zolang ze geen smeergeld vragen mogen ze me “gratuite” even betasten op bepaalde lichaamsplekken).

Daarna kwam ik bij de Ghanese militair: dikke buik, groen uniform, petje half scheef op het hoofd en een dikke bril aan. Mijn visum voor het land moest ik aan de grens kopen, om voorbereid te zijn had ik de prijs online opgezocht, dit was 100 dollar voor een toeristenvisum. Aangekomen aan het loket zei de man: “dat is dan 200 dollar.” “Haha” ik moest weer lachen.

Met een knipoog zei ik dat het 100 dollar was. De man haalde zijn dikke indexvinger uit en wees naar de grenshekkens. “Ah wil je liever in Ivoorkust blijven? Als je blijft klagen dan krijg je geen visum.” Slik. Hier maakt hij duidelijk wat zijn machtspositie is en hoeveel ik maar te zeggen heb. Een laatste poging om de boel te doen omkeren was het vragen naar een betalingsbewijs.

Hij krabde over zijn kale knikker en ging naar zijn chef. Na een halfuur wachten kwam hij met het volgende terug: we schrijven 100 dollar op uw bewijs maar je betaalt 200 dollar. Die extra 100 dollar is voor de administratiekosten (wenk wenk). Dan toch na een dikke 2 maand moet ik smeergeld betalen en het is meteen de volle bot. TIA.

Foto’s

6 Reacties

  1. Marcel Buijs:
    18 januari 2020
    Hallo Warre, weer genoten van je verhaal. Bedankt en tot ziens. Groet, Marcel.
  2. Warre Maertens:
    18 januari 2020
    Dag Marcel! Dikke merci om als eerste trouwe fan telkens mijn blogs te lezen :-D
    Late gezonde en gelukkige nieuwjaarswensen!
    Groetjes, Warre.
  3. Gino vermeule:
    18 januari 2020
    Man man weeral een schitterend verhaal Warre. Leve Cercle :)
  4. Joris:
    18 januari 2020
    Crazy, man. Wat een verschil met die rustige leraarskamer... Hou je goed!
  5. Els:
    19 januari 2020
    Je rechtvaardigheidsgevoel is een mooie gave, maar onderschat corruptie niet.
    Je bent nu gestart met je 2de rit. Neem deze ervaringen mee en blijf voorzichtig!X
  6. Filip Croubels:
    19 januari 2020
    zouden je ervaringen met smeergeld en corruptie eventueel in Belgie ook van toepassing
    kunnen zijn? Anders ben je wel een ervaringsdeskundige geworden waar je munt kunt
    uit slaan (knipoog)